1, Beveiliging
1.1 Instructies voor veilig gebruik van robots
Voordat u installatie-, bedienings-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoert, moet u dit boek en andere begeleidende documenten grondig lezen en dit product op de juiste manier gebruiken. Zorg ervoor dat u de apparatuurkennis, veiligheidsinformatie en alle voorzorgsmaatregelen volledig begrijpt voordat u dit product gebruikt.
1.2 Veiligheidsmaatregelen tijdens afstelling, bediening, conservering en andere handelingen
① Operators moeten werkkleding, veiligheidshelmen, veiligheidsschoenen etc. dragen.
② Controleer bij het invoeren van vermogen of er geen operators binnen het bewegingsbereik van de robot zijn.
③ De stroom moet worden uitgeschakeld voordat het bewegingsbereik van de robot wordt betreden voor gebruik.
④ Soms moeten onderhouds- en onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd terwijl het apparaat is ingeschakeld. Op dit punt moet er in groepen van twee personen worden gewerkt. De ene persoon houdt een positie aan waarbij de noodstopknop direct kan worden ingedrukt, terwijl de andere persoon alert blijft en de handeling snel uitvoert binnen het bewegingsbereik van de robot. Bovendien moet het evacuatiepad worden bevestigd voordat met de operatie wordt begonnen.

⑤ De belasting van de pols en de robotarm moet binnen het toegestane hanteringsgewicht worden gehouden. Als u zich niet houdt aan de voorschriften die het hanteren van gewicht toestaan, kan dit leiden tot abnormale bewegingen of voortijdige schade aan mechanische componenten.
⑥ Lees aandachtig de instructies in het gedeelte "Veiligheidsmaatregelen" van de "Handleiding voor bediening en onderhoud van de robot" in de gebruikershandleiding.
⑦ Demontage en bediening van onderdelen die niet in de onderhoudshandleiding staan, is verboden.
1.3 Veiligheidsmaatregelen voor robotlichaam
① Het ontwerp van robots moet onnodige uitsteeksels of scherpe onderdelen verwijderen, materialen gebruiken die geschikt zijn voor de werkomgeving en faalveilige structuren aannemen die minder vatbaar zijn voor schade of ongevallen tijdens het gebruik. Bovendien moeten noodstopfuncties zijn uitgerust tijdens het gebruik van de robot, evenals vergrendelingsfuncties om het gevaar van de robot te voorkomen in geval van abnormale randapparatuur, om een veilige werking te garanderen.
② Als de motor wordt verwijderd zonder een vaste robotarm, kan de robotarm vallen of heen en weer bewegen. Zet de robotarm na het plaatsen van de nulbout vast met een houten blok of kraan om te voorkomen dat deze valt en verwijder vervolgens de motor (de nulbout en stop worden gebruikt om uit te lijnen met de oorspronkelijke positie en kunnen niet worden gebruikt om de robotarm vast te zetten ). Verwijder bovendien de motor niet terwijl de robotarm door mensenhanden wordt ondersteund.
③ Bij het installeren van de bijgevoegde machine op het uiteinde en de robotarm, moeten de maat en het aantal bouten die in deze handleiding worden gespecificeerd strikt worden gevolgd en moet een momentsleutel worden gebruikt volgens de specificaties.

Draai vast met een vast aanhaalmoment en gebruik geen bouten die verroest of vuil zijn.
④ Controleer bij het ontwerpen en vervaardigen van eindeffectors deze binnen het toegestane belastingsbereik van de pols van de robot.
⑤ Er moet een foutbeveiligingsstructuur worden toegepast om de scheiding tussen mens en machine te bereiken. Zelfs als de stroomtoevoer of persluchttoevoer wordt onderbroken, mogen er geen ongelukken gebeuren waarbij voorwerpen worden vastgehouden of wegvliegen. De randen of uitstekende delen dienen behandeld te worden om schade aan personen en voorwerpen te voorkomen.

